Leerlingzorg

Bij ons op school zit er een logische opbouw in de zorg die we de kinderen bieden. De structuur die we daarvoor gebruiken is de structuur van de zogenaamde zorgniveaus. Hieronder volgt een omschrijving per zorgniveau en een schematische weergave.

De genoemde opbouw en criteria zijn uitgangspunten. We willen ze niet star hanteren. Er kunnen goede argumenten zijn, waardoor afgeweken kan worden van de opbouw en criteria.

Zorgniveau 1
Dit betreft de dagelijkse zorg binnen de groep. Naar aanleiding van het leerlingenwerk, observaties, contact met ouders en/of Cito LOVS-gegevens kan een leerkracht besluiten dat een kind wat extra aandacht nodig heeft. Het gaat hier om ‘problemen’ die op korte termijn zijn op te lossen door middel van een extra instructiemoment of wat extra oefening. Deze zorg is overigens niet gekoppeld aan het niveau van een kind: alle kinderen kunnen op een zeker moment deze extra zorg nodig hebben en krijgen. Ouders worden van deze zorg vrijwel niet op de hoogte gebracht, dit valt onder het gewone lesgeven.

Zorgniveau 2
Hier hebben we het over beperkte extra zorg binnen de groep vanwege bijvoorbeeld lagere prestaties, moeilijker gedrag of een laag werktempo. De leerkracht richt, zonodig in overleg met de intern begeleider, het onderwijs voor deze kinderen anders in. Er kan gedacht worden aan aanpassing van de stof, een aparte werkplek, extra instructies en extra toezicht en begeleiding.
De intern begeleider kan advies vragen aan de schoolbegeleider om gerichte hulp te geven. Ouders kunnen op de hoogte gebracht worden van deze beperkte extra zorg. Ook kan deze beperkte extra zorg worden vastgelegd in een hulpplan.

Zorgniveau 3
Dit noemen we de speciale zorg. Het betreft de kinderen waarbij de hulp op zorgniveau 2 niet toereikend is. De leerkracht stelt, na toestemming gevraagd te hebben aan de ouders, een hulpplan op. Dit kan eventueel in samenwerking met de intern begeleider. In dit hulpplan wordt de speciale zorg vermeld, die vaak buiten de klas wordt gegeven. Dit gebeurt door een remedial teacher, een onderwijsassistente of een leesmoeder. Ouders worden via het hulpplan geïnformeerd over de speciale zorg die geboden zal worden. Na een bepaalde periode wordt het hulpplan geëvalueerd en worden ouders geïnformeerd over de resultaten. Zonodig wordt er een nieuw hulpplan opgesteld.
Ook nu kan weer advies aan de schoolbegeleider gevraagd worden.

Zorgniveau 4
Bij sommige kinderen op school hebben we behoefte aan deskundige ondersteuning en advies. Dit zijn kinderen waarbij we zelf al speciale hulp hebben geboden (zorgniveau 3), maar waarbij dat niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. De doelen worden onvoldoende gehaald.
De schoolbegeleider wordt op dit zorgniveau altijd ingeschakeld door de intern begeleider: de onderwijsadviseur als het didactische vragen betreft (tijdens een geplande, maandelijkse consultatie), de orthopedagoge als het gedragsvragen betreft (op afroep). Uit dit gesprek volgen adviezen. Deze worden verwerkt in een nieuw of bestaand hulpplan. Soms heeft de deskundige meer informatie nodig om tot goede begeleidingsadviezen te komen. Dan kan er een observatie, een test of een oudergesprek plaatsvinden.
In sommige gevallen kan de deskundige besluiten dat verder onderzoek nodig is. Dit wordt door school aangevraagd óf de ouders worden geadviseerd een onderzoek aan te vragen via de huisarts. Ook kan bijvoorbeeld een schoolarts ingeschakeld worden.
Ouders worden, voordat er deskundige hulp ingeschakeld wordt, vooraf geïnformeerd en moeten toestemming geven als hun kind besproken wordt bij een schoolbegeleider. Dit gebeurt door middel van het zogenaamde ‘Toestemmingsformulier’.

Zorgniveau 5
De uitslag van het onderzoek en/of gegeven adviezen (zie zorgniveau 4) kunnen aanleiding zijn tot het aanvragen van aanvullende ondersteuning/ arrangement(en) (zoals ambulante begeleiding) of verwijzing naar het speciaal basisonderwijs. In beide gevallen is goed overleg met alle betrokkenen van groot belang.
Als er een aanvullend arrangement aangevraagd en toegewezen wordt, dan bespreken we met de ouders hoe deze middelen worden ingezet. De ouders krijgen hiervan ook een schriftelijk verslag in de vorm van een hulpplan. Ook worden ouders geregeld (3x per jaar) op de hoogte gehouden via een bespreking met alle betrokkenen.
Wordt er geen aanvullend arrangement toegewezen, dan blijft het de verantwoordelijkheid van de school deze leerling zo goed mogelijk te begeleiden (zorgniveau 3 of 4).
Als uit onderzoek blijkt dat het kind beter binnen het speciaal basisonderwijs geholpen kan worden, dan wordt binnen een aparte commissie besproken of dit advies overgenomen wordt. Als de ouders toestemming verlenen, kan een beschikking worden afgegeven voor toelating tot het speciaal basisonderwijs.

De volgende criteria spelen een rol bij verwijzing:
1. Wat is goed voor het welbevinden en de ontwikkeling van het betreffende kind?
2. Welke gevolgen heeft deze beslissing voor de veiligheid en de ontwikkeling van de andere kinderen in de groep?
3. Wat is haalbaar voor de leerkracht?
4. Wat betekent dit voor de school?

Als besloten wordt tot verwijzing, dan zorgt de school voor een goede overdracht en een zo goed mogelijke aansluiting.